2. Verdrinken
Ik verdrink. Mijn hoofd is onder water. ‘Jij hoer, jij kutwijf, jij vieze teef’ Het klinkt zacht door al dat water rond mijn hoofd. Ik hoor het echter wel en ik onthoud. ‘Een woord en je bent dood’ Mijn hoofd wordt uit het water getrokken. Mijn hoofd doet zeer. Er wordt gelachen. Er wordt gekeken en er wordt ook gehuild.
Er was altijd iets. Ik moest me altijd verstoppen. Werd ook altijd weer gevonden. Altijd aangeraakt, altijd vast gehouden, altijd bedreigt. ‘Jij stoephoer, jij lekkere teef’. Ik schaam me, ik schaam me zo. En dat haat ik. Dat ik me schaam terwijl zij zich zouden moeten schamen. Diep.
In mijn herinnering is het niet altijd. Ik herinner me niets, helemaal niets. De anderen wel, die herinneren zich alles. Niet tot in detail. Dat is te pijnlijk, te moeilijk. Maar de grove lijnen zijn er. Geen fantasie, geen invulling, maar waarheid. En die doet pijn, heel veel pijn.
Toen ik er eenmaal achter was gekomen dat ik misbruikt ben als kind en tiener wilde ik dat eerst niet geloven. Kom op zeg, dacht ik, dat moet je toch weten. Ik dacht dat ik het verzon en dat ik dus echt knettergek was. De eerste herinnering kwam toen ik was opgenomen in een kliniek vanwege spanningsaanvallen. Ik zag telkens het hoofd van de buurman (niet een echte buurman, maar een vriend van de familie) voor me zweven. Ik wist niet waarom en vond het gek. Tijdens therapie kwam er toen voor het eerst een alter tevoorschijn, Sarah. Of lucky, zoals ze in het begin heette. Wat Sarah vertelde in die eerste sessie weet ik niet meer. Zo wie zo wist ik in het begin van de therapie vaak niet wat er gezegd en besproken werd. Ik was er eigenlijk niet bij. Heel af en toe ving ik wat op en de therapeut vertelde ook het een en ander. Maar het begin is voor mij nu een beetje vaag. Ik had wel door dat ik me soms raar gedroeg. Zo was ik soms heel brutaal en heel grappig zonder dat ik daar zelf invloed op had, zonder dat ik het was die die dingen zei. Dat waren alters. Soms kreeg ik heel goed mee wat er gebeurde en soms ook helemaal niet. Dan was ik weer tijd kwijt. Maar tijd kwijt zijn gebeurde niet meer zo vaak gelukkig. De doos was open en ging niet meer dicht.