3. Alters
Wat ik het ergste vind is dat schijnbaar veel mensen wisten wat er met mij gebeurde. En dat terwijl ik het niet wist. Dat is raar. Mensen die hun ogen dicht deden, mensen die er niets mee te maken wilde hebben, mensen die waarschijnlijk dachten dat ik dit zelf wilde, mensen die niet luisterden, mensen met de kop in het zand. Als een struisvogel. En ik? Ik wist het niet. Was alleen, maar ook weer niet. Ik heb delen. Dat wist ik toen niet, nu wel. Die delen hebben allemaal een naam. Zijn personen. Stammen af van mij. Hebben mijn leven gered. Zonder hen was ik er niet meer geweest. Echt niet meer geweest. Dood.
Op de lagere school heb ik aan de juffrouw van de eerste klas verteld wat er gebeurde. Tenminste, een alter heeft dat aan de juf verteld. Ik weet er niets van. Maar de juf heeft er niets mee gedaan. Die dacht waarschijnlijk dat ik het verzon. Het waren de jaren ’70. Misbruik werd nog niet als zo danig erkend volgens mij en de seksuele moraal was heel vrij. Seksualiteit moest kunnen, zoiets. Een andere alter heeft het ook geprobeerd te vertellen aan een meester, maar die gaf ons een zoen en heeft het daar bij gelaten. Dat snap ik niet. Echt niet. Als een kind je verteld dat het op verkeerde plekken wordt aangeraakt dan doe je daar toch iets mee? Dan kaart je dat toch ergens aan? Dat heeft niemand gedaan. Ook de juf op de middelbare school niet. En waarom niet? Ik weet het echt niet. Kan er alleen maar naar raden. Misschien geloofden ze me niet, of wilden ze het niet geloven, of werden ze zelf vroeger misbruikt. Het was een taboe toen. En nu? Nu gelukkig steeds minder. Alhoewel, DIS is nog steeds een raar fenomeen. Ik heb nog nooit een goede documentaire op de televisie gezien waarin goed werd uitgelegd wat DIS nu precies is, wat de oorzaak is en wat de gevolgen. Niet in Nederland tenminste.
Ik heb 6 alters. Door de jaren heen wisselde dat. Maar nu heb ik er 6. Of 6,5 dat kan ook. Iedere alter heeft een eigen rol in het systeem. Zo heb ik twee alters die al vanaf het begin bij mij zijn. Vanaf het allereerste misbruik. De ene alter is met mij meegegroeid en de andere alter is blijven steken op een jaar of twee. Toen was ze klaar, maar ze is gebleven. In therapie hebben alle alters de kans gekregen om te vertellen wat ze overkomen is. Het trauma als het ware herbeleefd om verder te kunnen. Sommige alters zijn gebleven en sommige alters zijn samengegaan, geintegreerd zoals dat zo mooi heet. Ik heb er voor gekozen om niet (helemaal) te integreren. Dat is niet nodig. Ik functioneer prima met mijn alters, er zijn regels, en ik wil dat de alters nu de leuke dingen meemaken samen met mij.
Er zijn ook alters die geen misbruik hebben mee gemaakt, maar die na het misbruik ‘de rommel’ opruimde. Zo is er bijvoorbeeld een alter die er voor zorgde dat we onder de douche gingen, ondergoed schoonmaakte en zorgde dat we er netjes uitzagen, een alter die zorgde voor het wegrennen en een alter die het spugen verzorgde. Wat? Ja, u leest het goed, het spugen verzorgde. Na het misbruik moesten we vaak overgeven en er was een alter die dat deed. Elke keer weer. Zodat de anderen dat niet hoefden te doen. Zodat ik het niet hoefde te doen, zodat er geen vragen werden gesteld. Zij vind het niet erg om over te geven, ze is er aan gewend geraakt. Nu hoeft ze niet meer te spugen, nu doe ik dat als het nodig is. We hebben wel een overgeef fobie ontwikkelt. Ik wist eerst niet waarom we zo bang waren voor overgeven. Ondertussen snap ik dat dat te maken heeft met vroeger en met het misbruik.
Mijn keel doet zeer. Er zit een prop in. Moet ik soms overgeven? Altijd weer die vraag; moet ik overgeven. Overgeven deden we altijd nadat iemand ons had gebruikt voor eigen plezier. En nu komt dat steeds terug. Dat gevoel dat je moet overgeven, al gebeurd het nooit. Wanneer zou dat weggaan? Misschien wel nooit. Daar ben ik bang voor. Dat het nooit meer weg gaat.